Oeroude eiwitten en de zesde uitstervingsgolf
De wereld heeft volgens experts te maken met een grote zesde golf van uitsterven. De vijf golven zijn alweer miljoenen jaren geleden: de eerste uitstervingsgolf vond 443 miljoen jaar geleden plaats, waarbij een grote zeespiegeldaling als gevolg van een afkoeling plaatsvond (vorming Appalachen speelde hier waarschijnlijk een rol bij). Men noemt deze ook wel de Ordovicium/Siluur extinctie. Veel zeeorganismen als koralen en trilobieten stierven uit in deze golf. De tweede vond plaats aan het eind van het Devoon tijdperk, zo’n 359 miljoen jaar geleden. De oorzaak was waarschijnlijk een grote daling van het zuurstof gehalte in de oceanen, mogelijk veroorzaakt door vulkanisme. Ook in deze golf stierven veel zeeorganismen, zoals voorlopers van huidige weekdieren. De derde golf, die de overgang van het tijdperk Perm naar Trias markeerde, betekende het uitsterven van heel veel diersoorten. Dit is tot nu toe de grootste uitstervingsgolf geweest (Bijna al het zeeleven stierf uit en driekwart van het leven op het land). Deze golf, zo’n 251 miljoen jaar gelden, is volgens onderzoekers te wijten aan een grootschalig vrijkomen van kooldioxide, nog veel meer dan wij op dit moment in de atmosfeer brengen. De vierde golf vormde de overgang van het tijdperk Trias naar Jura – zo’n 201 miljoen jaar geleden. Ook hier speelt het vrijkomen van een mega hoeveelheid CO2 een grote rol (als gevolg van aan het aardoppervlak vrijkomende magma). Door deze uitstervingsgolf kwamen de dinosauriërs op, die, met de inslag van een asteroïde (66 miljoen jaar geleden) massaal uitstierven en plaatsmaakten voor de zoogdieren. Deze overgang, van Krijt naar Paleogeen (bekend als de K-Pg overgang) wordt het vijfde grote uitsterven genoemd en is het meest bekend bij het grote publiek. Voor uitgebreidere informatie over uitstervingsgolven, zie bijvoorbeeld het artikel van Greshko, National Geographic, 2019 of de informatie op de website van het American Museum of Natural History. Voor een helder wetenschappelijk artikel: Barnosky, Nature 2011.